Vijf jaar na megabrand in chemische fabriek in Frankrijk blijft de voorbereiding op een groot ongeval onvoldoende
Een nieuw wetenschappelijk onderzoek, gepresenteerd voor de vijfde verjaardag van de brand in de chemische fabriek Lubrizol in de Noord-Franse plaats Rouen, concludeert dat een vergelijkbaar ongeluk overdag ernstige gevolgen kan hebben.
Onrealistisch schuiladvies
Hoewel de bevolking tijdens de nachtelijke brand over het algemeen het advies om te schuilen opvolgde, zou een soortgelijke gebeurtenis overdag kunnen leiden tot massale verplaatsingen. Dit komt doordat het advies om te schuilen in het dichtstbijzijnde gebouw onrealistisch is in een stedelijke omgeving zonder adequate schuilmogelijkheden. Dit is een van de bevindingen van het Cop Herl-project (1), dat de menselijke en milieugevolgen van de brand op 26 september 2019 bestudeerde.
Interdisciplinair project
Het Cop Herl-project, gestart in november 2020 en gefinancierd door verschillende instanties, bracht 17 laboratoria en meer dan honderd wetenschappelijke experts samen. Het richtte zich op het identificeren van de stoffen die door de brand zijn vrijgekomen, het beoordelen van milieuverontreiniging, en het onderzoeken van gezondheidsgevolgen. Bovendien werden menswetenschappers betrokken om de sociale perceptie van het ongeluk en de veerkracht van de lokale bevolking te analyseren.
Gedrag in strijd met veiligheidsinstructies
Het onderzoek stelt vast dat de agglomeratie Rouen niet goed voorbereid is op een nieuw ongeval. Op de dag van het incident vertoonde de bevolking gedrag die in strijd was met de instructies om te schuilen. Als het incident overdag had plaatsgevonden, zou dit waarschijnlijk hebben geleid tot congestie van wegen en telefoonnetwerken. Enquêtes toonden aan dat meer dan 65% van de bevolking binnen een straal van 500 meter was gevlucht zonder enige waarschuwing.
Een onderzoek uit 2018, vóór het ongeval, toonde “de afwezigheid van standaardreacties zoals voorgeschreven door de autoriteiten.” Tijdens crisisoefeningen wordt vaak het scenario gebruikt van mensen die zich aan de procedures houden die tijdens voorlichtingscampagnes zijn gecommuniceerd. De studie stelt echter dat, hoewel de juiste handelwijze is om te schuilen in het dichtstbijzijnde gebouw, verschillende gedragspatronen werden waargenomen. Dit maakt duidelijk dat naast het kennen van de instructies, het ook een uitdaging blijft om deze in de praktijk toe te passen.
Kloof tussen communicatie en publiek
De discrepantie tussen de communicatie van de prefectuur, die feiten over het risico deelt, en de zintuiglijke waarnemingen van de bevolking (zoals zicht, geur, ademhalingsmoeilijkheden, hoofdpijn en misselijkheid), wijst op een tekortkoming in de risicocultuur van de regio. De auteurs van het onderzoek benadrukken dat het cruciaal is om de tijd tussen de gebeurtenis en de officiële informatie te verkorten om de verspreiding van niet-geverifieerde informatie te voorkomen.
Aanbevelingen voor verbetering
Een van de aanbevelingen van de wetenschappers is om de crisiscommunicatie van betrokken instanties te verbeteren door deze te baseren op feiten die aansluiten bij de zintuiglijke en emotionele ervaringen van de bevolking. Naast het verkorten van de tijd voor informatieoverdracht en het waarborgen van transparantie en consistente instructies, benadrukken ze dat een gebrek aan aansluiting op de gevoelens van de bevolking kan leiden tot onbegrip, achterdocht en wantrouwen.
Risicokarakterisering bij ongevallen
Het onderzoek benadrukt dat naast acute risico's er ook lange termijn factoren zijn die relevant zijn voor besluitvormers. De expertise van wetenschappers kan hierbij van waarde zijn. Het is betreurenswaardig dat de onderzoekers geen toegang hadden tot monsters van de brand, waardoor ze essentiële informatie miste voor hun onderzoek. Alleen door de onafhankelijkheid van de onderzoekers, die zelf monsters uit de directe omgeving van de stad verzamelden, konden de 30 vrijgekomen stoffen bij de brand worden geïdentificeerd. De wetenschappelijke gemeenschap adviseert om bij grote industriële ongevallen bewaar- of contramonsters te nemen, zodat een volledige analyse later, buiten de crisissituatie, kan plaatsvinden en om op lange termijn vragen uit de samenleving te beantwoorden.
Monitoring van milieueffecten
In de milieu-monitoring zijn 30 vrijgekomen stoffen geïdentificeerd in bodem, sedimenten en water. Hoewel twee derde van deze stoffen een gering risico vertoont, is er één derde die significante risico's voor mens en milieu met zich meebrengt. De wetenschappelijke gemeenschap vraagt zich af of de monitoring van deze moleculen moet worden voortgezet en beveelt aan deze te integreren in de bestaande monitoringplannen voor oppervlakte- en grondwater.
Bron: Actu-Environnement