Hervorming UPV-systemen: een onafhankelijke regelgevende instantie is beste oplossing

Begin januari 2024 gaf voormalig premier Elisabeth Borne opdracht aan drie Franse overheidsinstanties om de Franse UPV-systemen en de werking van producentenorganisaties te onderzoeken. In juli concludeerde het onderzoeksteam dat het toezicht op de UPV-systemen “ontoereikend” is en adviseerde de oprichting van een onafhankelijke regelgevende instantie met sanctiebevoegdheid.

De status quo is geen optie: een onafhankelijke regelgevende instantie met meer bevoegdheden is de beste oplossing voor de economische en milieuproblemen die ontstaan door de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV). Dit scenario maakt het mogelijk om essentiële taken effectief uit te voeren en de doelstellingen sneller te bereiken.

Dit zijn de belangrijkste conclusies van het rapport (1) van de drie overheidsinstanties, de Inspectie voor Milieu en Duurzame Ontwikkeling (IGEDD), de Algemene Economische Raad (CGE) en de Inspectie van Financiën (IGF) dat op donderdag 18 juli werd gepubliceerd.

Beheer UPV-systemen onvoldoende

De boodschap van het onderzoeksteam is duidelijk: de huidige manier waarop de overheid de UPV-systemen beheert, vertoont tekortkomingen die niet binnen het bestaande kader kunnen worden opgelost. De overheid werkt met oude en onvolledige gegevens en straft bijna nooit producentenorganisaties die hun doelstellingen niet halen of bedrijven die frauderen. Concurrentie en conflictbeheersing ontbreken volledig.

Voor het onderzoeksteam bestaat de "optimale" oplossing uit de oprichting van een "onafhankelijke instantie voor de aansturing en regulering van de UPV’s". Een "simpele bundeling" van de middelen van de centrale overheid zou namelijk niet voldoende zijn om volledig en onafhankelijk twee essentiële functies uit te voeren: het beheer van geschillen tussen actoren en het uitoefenen van de bevoegdheid om bevelen en sancties op te leggen, aldus het onderzoeksteam.

Snellere en strengere sancties

"We moeten het belangenconflict tussen het beheer van producentenorganisaties en de groeiende doelen voor hergebruik en reparatie erkennen.” Het rapport stelt een binomiaal systeem voor waarin de centrale overheid verantwoordelijk blijft voor het algemene kader van UPV-systemen en het vaststellen van middellange en lange termijn doelen. Deze doelen, die als richtsnoeren dienen voor vier en tien jaar, worden afgestemd op het nationale beleid voor de circulaire economie.

De nieuwe autoriteit verzamelt gegevens, monitort prestaties en reguleert de UPV, vooral op het gebied van concurrentie. Ze stelt vierjaarlijkse bindende doelen voor producentenorganisaties vast op basis van overheidsrichtlijnen, geeft vergunningen zonder tijdslimiet uit en heeft een beter passend, sneller en strenger handhavings- en sanctiesysteem (aanmaningen, bevelen, waarborgsommen, sancties, etc.).

Reparatiefondsen toevertrouwen aan Ademe

Het onderzoeksteam wijst op meerdere problemen. Het systeem richt zich meer op de financiële bijdragen dan op het behalen van de steeds hogere doelstellingen en staat haaks op de prioriteiten zoals duurzaamheid, hergebruik en reparatie. Daarnaast houdt de steun voor gemeenten onvoldoende rekening met regionale verschillen en stimuleert het prestaties niet voldoende. Tot slot kunnen exploitanten moeilijk investeren door gebrek aan duidelijkheid.

Hiervoor doet het onderzoeksteam drie aanbevelingen:

  1. Erken het belangenconflict tussen het beheer van producentenorganisaties en de steeds hogere doelen van hergebruik en reparatie. Om dit op te lossen, moet Ademe de fondsen voor reparatie en hergebruik beheren, terwijl de financiering ervan bij de producenten blijft.
  2. Meet en publiceer de prestaties van gemeenten per materiaalstroom en differentieer hun steun op basis van de gemiddelde kosten van afvalinzameling en -verwerking per gebied.
  3. Verdedig op Europees niveau strengere eisen voor ecodesign.

Aanzienlijke ruimte voor verbetering

Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op de bevindingen van het onderzoeksteam. Frankrijk heeft momenteel 18 UPV-systemen. Maar wat zijn de resultaten? Het onderzoeksteam benadrukt drie positieve punten tussen 2010 en 2022:

  • de toename van de afvalinzameling onder UPV (+ 2,9 miljoen ton) is groter dan de toename van de hoeveelheid afval (+ 0,7 miljoen ton);
  • de gerecyclede hoeveelheden zijn toegenomen (+ 2,2 miljoen ton);
  • het aandeel van plastic afval dat gerecycled kan worden is gestegen van 39% naar 50%.

Toch zijn er aanzienlijke verbeteringen mogelijk:

  • 40% van het afval onder UPV wordt nog steeds niet ingezameld,
  • 50% van het ingezamelde afval wordt niet gerecycled en
  • twee derde van de sectoren halen hun inzameldoelen niet. Twee sectoren blijven ver achter: elektrische en elektronische apparatuur en textiel.
  • De UPV voor verpakkingen loopt aanzienlijk achter bij het recyclen van plastic en aluminium verpakkingen.

De aanvaardbaarheid van het systeem staat op het spel

Dit is een belangrijk onderwerp, aangezien in 2025 22% van al het afval (68 Mt van 310 Mt) onder UPV zal vallen, tegenover 5% in 2022. Om de doelstellingen te halen, moet de inzameling vervijfvoudigen, de recycling verdrievoudigen en het hergebruik vernegenvoudigen. De inzamelingsdoelstelling is in gevaar door vertragingen bij de UPV voor de bouw, de recyclingdoelen zijn onzeker, en het vermogen van producentenorganisaties om hergebruik te stimuleren is niet aangetoond.

Dit is extra zorgwekkend omdat de financiële bijdragen tussen 2022 en 2029 met 6 miljard euro zullen stijgen tot meer dan 8 miljard. "Deze stijging is alleen acceptabel met een snelle en significante prestatieverbetering," aldus het onderzoeksteam, dat betreurt dat de voorwaarden hiervoor ontbreken. Totdat het systeem klaar is om de doelen te halen, wordt aanbevolen geen nieuwe UPV’s te lanceren (behalve die vereist door Europa).

(1) Rapport

Bron: Actu-Environnement